Miguel Vertriest is beleidsmedewerker van het Netwerk Duurzame Mobiliteit. Hij neemt je in deze gastblog mee op reis doorheen de voedselketen en legt de barsten van ons voedseldistributiesysteem bloot #goedetengoedverplaatsen
De gewassen van de boer in het naburige dorp leggen soms honderden kilometers af alvorens ze in de winkelrekken liggen te wachten op ons, de klanten. Daarna kruipen we in onze auto om ze een vijftal kilometer verderop te gaan kopen.
Efficiëntie ten voeten uit
Ons distributiesysteem voor voedsel werd eeuwenlang gefinetuned tot de geoliede machine die het vandaag is. Niet enkel figuurlijk, maar ook letterlijk aangedreven op olie. Doorheen de eeuwen hebben we het proces zodanig geoptimaliseerd, dat we de nadelen uit het oog verloren. Reis even met me mee.
Van de boer naar de winkel, Odysseus achterna
Van de boer gaat het gewas naar de veiling, van de veiling naar de verwerker en verpakker, daarna naar de groothandel om pas na al die omzwervingen in de winkelrekken te belanden. De boer die met zijn gewassen naar de markt trekt om ze aan de man te brengen is een beeld dat we aan de Middeleeuwen linken. De boerderij waar de gewassen verwerkt worden tot een eindproduct, krijgt vandaag een label hoeveproduct. Uitzonderlijk dus en niet langer de standaard zoals vroeger. Vandaag wordt de rol van de boer beperkt tot zijn core business: de teelt. Transport, verwerking, productie, verpakking, … worden toevertrouwd aan gespecialiseerde actoren.
Dit uitermate efficiënte systeem heeft een aantal gebreken. Ten eerste heb je verschillende stappen en elke stap heeft een (prijs)marge nodig om het systeem in stand te houden. Het grote slachtoffer ligt bij het begin van die keten, de boer. De prijs die hij ontvangt voor zijn product dekt vaak de kosten niet. In onze contreien is de landbouw in feite afhankelijk van subsidiëring om ze in stand te houden, financieel duurzaam kun je onze landbouw niet noemen. Een tweede evident gevolg is de versheid van het product. Echt verse producten vind je in de supermarkt niet meer terug. Door de optimalisering van de hele keten, o.a. met koelvrachtwagens, komt er toch een verkoopbaar product in de rekken terecht. Een derde gebrek is wat transporteconomen externaliteiten noemen. Het koelen en transporteren van producten vraagt energie, energie waarvan het opwekken een klimaatimpact heeft waarvoor (nog) niemand betaalt.
Van de winkel naar ons bord
In plaats van het leveren aan de deur -zoals de melkboer deed- of het aanbieden op de markt evolueerden we van winkels in het dorp naar hypermarkten aan de steenwegen, waar we wekelijks de autokoffer volladen. Schaaleffecten, opnieuw het nastreven van die efficiëntie, zorgden dat kleine, nabije buurtwinkels verdwenen ten voordele van de supermarkt. In de periode 1996-2006 verdween de helft van de Vlaamse superettes. Deze evolutie was enkel mogelijk door de grotere actieradius van de Vlaming met dank aan het hoge autobezit. Ook hier zagen we een aantal barsten in het systeem. Een eerste barst was het ontstaan van voedselwoestijnen. De term is ontstaan in Amerikaanse grootsteden, waar in bepaalde wijken het enige beschikbare voedsel junkfood is. Maar ook op het platteland, tussen de akkers, zijn er voedselwoestijnen, waar het enige beschikbare voedsel de snacks in de benzinestations zijn.
Een recente Belgische studie gaf aan dat 1 op 5 zonder openbaar vervoer niet aan vers voedsel geraakt. Al deze elementen versterken de auto-afhankelijkheid van de Vlaming en dat is niet enkel slecht voor het milieu, maar versterkt ook de sociale ongelijkheid. Wie een auto heeft kan goedkoop in het groot voedsel inslaan, wie geen auto heeft, is aangewezen op duurdere en vaak ongezondere alternatieven. In steden is de buurtwinkel ondertussen aan een revival toe en in landelijke omgevingen komen er steeds meer buurtpunten.
Korte keten als duurzaam alternatief
De korte keten is een beetje in hetzelfde bedje ziek als duurzame mobiliteit. We voelen allemaal aan dat in bijna alle opzichten beter is, voor onze gezondheid, voor het klimaat, voor sociale rechtvaardigheid … maar het vraagt een aanpassing van onze gewoontes en ons gedrag.
Dat brengt me bij de laatste inefficiëntie van het efficiënte systeem: onbekend maakt onbemind. Onze kinderen leggen niet langer het verband tussen het eten op hun bord en de planten op de akkers. Zoals we in de mobiliteitssector al een paar generaties over de achterbankgeneratie spreken, vrees ik ervoor dat in plastic verpakte gepelde sinaasappels niet langer een rariteit maar de norm zullen worden.
Vroeg geleerd is oud gedaan
We willen kinderen zo jong mogelijk op de fiets of in de bus krijgen, ze leren zo zelfstandig mobiel zijn. Maar vooral: mobiliteit wordt op die manier meer dan alleen maar automobiliteit. Voor voedsel geldt net hetzelfde, betrek kinderen en jongeren zo vroeg mogelijk. Dat kan door een kruidentuintje in je stadstuin is, een plukboerderij, het langsgaan bij je lokale Buurderij of op zomerkamp naar een boerderij. Dan is het eten in je bord niet iets uit de supermarkt, maar weet je waar het echt vandaan komt.
Deze samenwerking kadert in de campagne ‘Maart Mobiliteit, hiermee zet Boeren & Buren in op een sector-overschrijdende kijk op positieve economische en ecologische transitie. Inzetten op de korte keten om duurzamer te eten is de basis. Maar wat als we de duurzame blik verruimen en naast goed eten, ook goed verplaatsen? Elke maand zetten we in op een ander thema: voedselverspilling en fair trade, kledij, transport, energie,…om zoveel mogelijk duurzame impact te maken. #goedetengoeddoen #ikdoemee
Het Netwerk Duurzame Mobiliteit verenigt als erkende koepel van mobiliteitsverenigingen Autodelen.net, Bond Beter Leefmilieu, Fietsersbond, Mobiel 21, Taxistop, Trage Wegen, TreinTramBus en de Voetgangersbeweging. Ze verdedigen de gezamenlijke belangen, ondersteunen en vertegenwoordigen de leden, geven richting aan het Vlaams mobiliteitsbeleid en coördineren de samenwerking in campagnes en projecten.
In verband met de subsidiëring van de landbouw heb ik al zitten denken: schaf dat gewoon af. Dan is het meteen gedaan met de landbouwer als een misdadiger te behandelen: voor elke subsidie die we krijgen, worden we gecontroleerd alsof we ik weet niet wat gaan doen met dat geld, allesbehalve eerlijk gewassen verbouwen, zo lijkt. Te pas en te onpas staan ze hier om heel de boel ondersteboven te halen, en je krijgt ook voor elke grasspriet die niet goed ligt een boete.
Op een keer was er zelfs iemand van FAVV over de afsluiting achteraan een veld gekropen in plaats van gewoon even aan te bellen. En wij moeten dat allemaal maar goed vinden. Een normale mens zou zijn geweer pakken, of toch op zijn minst de politie bellen… En daar moet de landbouwer nog voor betalen ook he, om op die manier op de rooster gelegd te worden. Ze komen dat niet gratis doen, over je hek kruipen.
Hier is het nu zover gekomen dat we die bio certificatie al helemaal niet meer zien zitten. Laat ons maar gewoon ons eigen ding doen, wij kunnen bio, en beter nog, eco, telen, zonder al die insinuaties.
Als dat geld voor subsidie en controle nu eens (deels) besteed zou worden aan mensen die het financieel minder goed hebben, te steunen om betere kwaliteit voeding te kopen? Maar dat is een utopie, zoals de actie Februari zonder Supermarkt al uitwees. Als buurderijverantwoordelijke heb ik geprobeerd om de mensen er hier te lande warm voor te maken. Maar ze lachen je gewoon uit: de supermarkt is goedkoper, altijd open, en je gaat ook niet direct dood als je alleen dat soort eten eet. Ik heb de indruk dat je daar in verstedelijkt gebied niet zoveel energie moet insteken om deze zaken duidelijk te maken. Maar hier in het landelijke Maldegem hebben we nog een weg te gaan… Er valt met die mensen ook niet te argumenteren. Ik weet heel veel over waarom je gezond moet eten, over de gezondheid van de bodem, over de gevolgen van allerlei chemische producten op de ontwikkeling van de hersenen, de invloed op hart en bloedvaten, ontstaan van kanker, onvruchtbaarheid en andere symptomen, over de kosten van koeling, over dierenwelzijn, over slowfood, wereldkeuken, noem maar op. Maar het is preken tegen dovemansoren. Waarom? Omdat de supermarkt goedkoop is. De mensen hier denken nog altijd in de eerste plaats aan hun portemonnee. Hier lopen voor ’t merendeel twee soorten mensen rond: zij die het niet kan schelen, en zij die er geen geld voor hebben om gezonder te leven. Moet ik daar energie blijven insteken? Die gaan we toch niet kunnen bekeren, vrees ik…